Het besluit Omzetbelasting Toelichting Tabel I is gewijzigd. De aanwijzing voor denksporten als vorm van actieve sportbeoefening vervalt als gevolg van het oordeel van het Hof van Justitie EU dat bridge geen sport is in de zin van de BTW-richtlijn. Hierdoor vervalt ook het voorbeeld van een ruimte die speciaal is ingericht voor de beoefening van bridge als sportaccommodatie.
Op 26 oktober 2017 heeft het Hof van Justitie EU in zaak C-90/16, V-N 2017/54.14, geoordeeld dat de BTW-vrijstelling voor sport niet van toepassing is op wedstrijdbridge. Daarom is de sportaanduiding van denksporten in het besluit heroverwogen. De aanpassing betekent dat de beoefening van denksporten met ingang van 1 januari 2022 niet langer meer onder de vrijstelling van art. 11, lid 1, onderdeel e Wet op de OB 1968 kan worden gerangschikt vanwege een te verwaarlozen lichamelijke component. Onder denksporten wordt onder meer verstaan bridge, schaken, dammen en go.
De datum van inwerkingtreding van het besluit van 1 januari 2022 stelt belanghebbenden in de gelegenheid zich voor te bereiden en indien mogelijk en gewenst een tijdig verzoek in te dienen voor toepassing van de kleine ondernemersregeling (KOR).
Het besluit vervangt het besluit van 22 december 2017, nr. 2017-16288, V-N 2018/3.22.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 9 november