Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht de helft van de dividenduitkeringen bij X in aanmerking heeft genomen. X heeft namelijk niet de vereiste aangifte gedaan door geen box 3-inkomen aan te geven, terwijl zij wel over vermogen beschikt. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Y, de echtgenoot van belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. In 2011 keert A bv € 750.000 aan dividend uit aan Y. In haar IB-aangifte verantwoordt X geen ab-inkomen, en ook geen box 3-inkomen. De inspecteur corrigeert de aangifte en rekent de helft van het ab-inkomen van in totaliteit ruim € 1 mln toe aan X. X is het daar niet mee eens. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht de helft van het ab-inkomen (€ 505.000) aan X heeft toegerekend. Nu X, samen met Y, over vermogen beschikt, en desondanks geen box 3-inkomen heeft aangegeven, heeft zij niet de vereiste aangifte gedaan. X moet dan ook overtuigend aantonen dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Volgens de rechtbank slaagt X daar niet in. Onder verwijzing naar de uitspraak in de zaak van Y (nr. 16/9274), stelt de rechtbank vast dat de inspecteur het ab-inkomen correct heeft vastgesteld.

Hof Den Haag (V-N 2018/32.1.2) oordeelt dat de rechtbank, uitgaande van de beschikbare gegevens, op alle onderdelen van het geschil, terecht en op goede gronden, heeft beslist dat het beroep ongegrond is. Hetgeen X in hoger beroep heeft aangevoerd omtrent de dividenduitkeringen, dwingt volgens het hof, mede gezien de weerspreking door de inspecteur, niet tot een andere conclusie. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 juli

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen