Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de accountant onrechtmatig tegenover X heeft gehandeld omdat in de berekening zonder enig voorbehoud of waarschuwing is uitgegaan van de fiscale waarde in plaats van de economische waarde van de pensioen- en stamrechtverplichting.
Mevrouw X is in november 2018 door het overlijden van haar echtgenoot enig aandeelhouder geworden van een BV, waarin een pensioen- en stamrechtverplichting jegens haar zit. Op verzoek van de bestuurder van de BV maakt de vaste accountant in 2020 een berekening omtrent de fiscale gevolgen voor X als de BV zou worden ontbonden. Na de ontbinding blijkt dat die berekening onjuist is. De berekening is namelijk gebaseerd op de fiscale waarde in plaats van de economische waarde van de pensioen- en stamrechtverplichting (art. 19b Wet LB 1964 juncto art. 3.12 lid 1 Uitvoeringsregeling LB 2011). In deze civiele procedure stelt X de accountant daarom aansprakelijk voor de schade.
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de accountant onrechtmatig tegenover X heeft gehandeld omdat in de berekening zonder enig voorbehoud of waarschuwing is uitgegaan van de fiscale waarde. Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend belastingadviseur mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de geldende wet- en regelgeving. De mogelijkheid om pensioen in eigen beheer af te kopen tegen de fiscale waarde was gebaseerd op de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en die wet is geëindigd op 31 december 2019. Er is voldoende causaal (oorzakelijk) verband tussen de onrechtmatige daad en de ontbinding van de BV, omdat aannemelijk is dat X zonder de berekening zeer waarschijnlijk niet tot ontbinding was overgegaan. Volgens de pensioenbrief bestond recht op indexatie, zodat X daar in haar aangifte over 2021 terecht vanuit is gegaan. Het maakt niet uit dat haar echtgenoot zelf had afgezien van indexatie en het risico van navordering voor lief had genomen. De contante waarde van (toekomstige) belastingkortingen door het verlies uit aanmerkelijk belang is € 6300. Dit voordeel vermindert de schade. Op basis van het leerstuk van kansschade wordt aangenomen dat X ook zonder de onjuiste berekening de BV toch had geliquideerd. Die kans wordt gesteld op 10%, zodat de accountant 90% van de schade moet vergoeden. De te vergoeden schade bestaat uit de hoofdsom van € 117.980 (inclusief revisierente), de extra accountantskosten (€ 10.291), de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten (€ 7384), alsmede de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 3.12
Wet op de loonbelasting 1964 19b
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Editie: 28 november
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Civiel recht algemeen