Aan X is een auto ter beschikking gesteld door zijn werkgever. X beschikt in privé ook nog over twee auto's. De inspecteur geeft een beschikking ‘Verklaring geen privégebruik auto' af aan X. In 2013 verzoekt de inspecteur X om een rittenregistratie te overleggen. X geeft aan dat hij niet over een rittenregistratie beschikt en overlegt uiteindelijk een rittenregistratie die hij aan de hand van zijn administratie heeft opgesteld. De inspecteur acht de rittenregistratie inhoudelijk onjuist, omdat de auto op vier tijdstippen is gesignaleerd, terwijl volgens de rittenregistratie van X de auto op die tijdstippen niet gebruikt is. X verklaart dat er wel degelijk sprake was van zakelijke ritten, maar dat hij de data verkeerd genoteerd had. De inspecteur legt vervolgens een LB-naheffingsaanslag op, met een boete van 100% van het wettelijke maximum (€ 4920).
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de overgelegde rittenregistratie teveel onnauwkeurigheden bevat om aan te tonen dat de auto niet voor privédoeleinden gebruikt is. De rechtbank acht de door X afgelegde verklaringen hierbij niet van belang, omdat de betwiste ritten niet uit de rittenadministratie blijken. Ook wijst de rechtbank er op dat X de rittenregistratie pas heeft geconstrueerd nadat de inspecteur daarom had verzocht, en dat hij de kilometerstanden heeft afgeleid aan de hand van afspraken uit zijn agenda. De rechtbank vermindert de boete nog wel. Ter zitting zegt de inspecteur namelijk dat hij, alle omstandigheden in aanmerking nemende, een boete van 25% zou hebben opgelegd.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 13bis
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 29 januari