Aan belanghebbenden, de erven X, zijn in 2011 en 2012 aanslagen landinrichtingsrente opgelegd. In geschil is of deze aanslagen terecht zijn. Het betreffende perceel grond was tot diens overlijden op 18 januari 2008 eigendom van de heer X. De landinrichtingsrente heeft betrekking op een ruilverkavelingsproject dat in 2008 is afgesloten. De onderliggende officiële stukken lagen van 12 juni 2006 tot en met 11 juli 2006 ter inzage en X heeft toen geen bezwaar tegen de stukken gemaakt. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. De erven X gaan in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat erflater X geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om bezwaren in te dienen tegen de stukken van de landinrichtingscommissie die gedurende een maand ter inzage hebben gelegen. Bezwaar was mogelijk geweest tijdens de periode dat of uiterlijk 14 dagen nadat de stukken ter inzage lagen. Het beroep van de erven X is ook voor het overige ongegrond. De erven X krijgen nog wel een immateriële schadevergoeding van € 500, aangezien de redelijke termijn in de bezwaarfase met meer dan één maand is overschreden.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 5 augustus