Hof Den Haag oordeelt dat de door X uitgevoerde activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als een bron van inkomen. De positieve verwachting die X ten aanzien van het te behalen voordeel heeft, is objectief bezien niet gerechtvaardigd.
X treedt in 1990 in dienst van het Europees Octrooibureau (EOB). Sinds 2007 exploiteert hij twee eenmanszaken. Ter zake van deze ondernemingen geeft X in de jaren 2011-2018 in totaal € 150.000 aan als verlies. In zijn IB-aangiften 2019-2021 geeft X de resultaten aan als negatief ROW. Vanaf 2011 ontvangt X een uitkering van het EOB in verband met zijn ziekte. X geeft deze uitkering niet aan. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur IB-(navorderings)aanslagen 2015-2018 op aan X.
Hof Den Haag oordeelt dat de door X uitgevoerde activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als een bron van inkomen. De positieve verwachting die X ten aanzien van het te behalen voordeel heeft, is objectief bezien niet gerechtvaardigd. Dan is niet meer van belang of X met de activiteiten heeft deelgenomen aan het economische verkeer. De verliezen uit die activiteiten kunnen niet in mindering worden gebracht op het inkomen uit werk en woning. Voor de uitkering die X van het EOB ontvangt, geldt volgens het hof dat sprake is van een pensioenuitkering. Op grond van het EOB-Protocol is Nederland bevoegd om deze uitkering in de belastingheffing te betrekken. Met betrekking tot de verzekeringsplicht stelt het hof vast dat de Svb X met ingang van 22 november 2019 een ontheffing van de verzekeringsplicht voor de AOW en Anw heeft verleend. Hieraan is volgens de Centrale Raad van Beroep terecht geen terugwerkende kracht verleend. Voor de jaren 2015-2018 is X dan ook terecht als verzekeringsplichtig aangemerkt. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.82
Wet inkomstenbelasting 2001 3.1