Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat zijn activiteiten een bron van inkomen vormen. Daarnaast heeft X geen recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK).
X schrijft op 18 april 2018 zijn eenmanszaak in bij de kamer van Koophandel. Op 31 oktober 2018 heft hij zijn eenmanszaak weer op. In zijn aangifte IB/PVV 2018 geeft X aan recht te hebben op de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Hij heeft een arbeidsinkomen van nihil. De inspecteur weigert de ondernemersfaciliteiten omdat geen sprake is van een bron van inkomen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat zijn activiteiten een bron van inkomen vormen. Daarnaast heeft X geen recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Hij heeft activiteiten verricht om een onderneming te starten, niet meer dan dat. Volgens de aangifte is geen omzet behaald en zijn geen kosten gemaakt. Evenmin zijn stukken overgelegd waaruit is af te leiden dat X heeft deelgenomen aan het economisch verkeer of dat hij redelijkerwijs voordeel mocht verwachten. Voor zover X meent recht te hebben op IACK, overweegt de rechtbank dat een belastingplichtige hiervoor een arbeidsinkomen dient te hebben dat meer bedraagt dan € 4.934 of in aanmerking moet komen voor de zelfstandigenaftrek. Van beide is geen sprake. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a
Wet inkomstenbelasting 2001 9.6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.79a
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 10 januari
Informatiesoort: VN Vandaag