Mevrouw X is actrice en ontvangt in 2013 € 4451 loon van Stichting A. De arbeidsovereenkomst is opgesteld conform de CAO voor het Nederlands Theater. Eind 2013 factureert X daarnaast € 1362 aan omzet. In geschil is of X het loon van A en haar omzet terecht aanmerkt aan winst uit onderneming. Volgens Rechtbank Noord-Holland is de rechtsverhouding tussen X en A als dienstbetrekking aan te merken, aangezien sprake is van loon, arbeid en gezag. Het feit dat X als actrice een grote mate van vrijheid toekomt bij de invulling van haar werkzaamheden, betekent niet dat een gezagsverhouding ontbreekt. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat soortgelijke werkzaamheden door de inspecteur uitdrukkelijk zijn beoordeeld als winst uit onderneming. De inspecteur heeft namelijk onweersproken gesteld dat de andere IB-aangiften van X zonder nader onderzoek zijn gevolgd. Dit geldt ook voor het ambtshalve verminderen van haar IB-aanslagen over 2009 en 2010 en het verlenen van de VAR-wuo voor 2013. Haar gemachtigde stelt vanaf 1995 voor honderden acteurs en musici met succes te hebben verzocht om eerder opgelegde IB-aanslagen alsnog te verlagen in verband met ondernemersaftrek. X beroept zich in dat kader vergeefs op het gelijkheidsbeginsel. Uit de daartoe overgelegde bewijsstukken is namelijk niet op te maken dat die andere belastingplichtigen feitelijk en rechtens in vergelijkbare omstandigheden verkeren. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.156
Wet inkomstenbelasting 2001 3.5
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Wet inkomstenbelasting 2001 2.14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 25 juni