Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de aanslag op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. De inspecteur bewijst overtuigend dat het aanslagbiljet op 12 oktober 2017 regelmatig ter postbezorging is aangeboden.
X bv dient haar VPB-aangifte 2014 in op 26 oktober 2016. Door een splitsing houdt X bv per 31 december 2016 op te bestaan. De aanslag wordt vervolgens vastgesteld op 14 oktober 2017. Op 25 mei 2020 stelt X bv beroep in. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep niet-ontvankelijk. X bv gaat vervolgens in hoger beroep en stelt dat de aanslag niet op de juiste wijze bekend is gemaakt. Daarnaast stelt X bv dat verzending aan het verkeerde adres heeft plaatsgevonden. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur overtuigend aantoont dat het aanslagbiljet op 12 oktober 2017 ter postbezorging aan POSTNL is aangeboden. Ook heeft de inspecteur de aanslag volgens het hof terecht naar het vestigingsadres van X bv gezonden. Dat X bv in verband met een ruziesplitsing per 31 december 2016 is opgehouden te bestaan, acht het hof niet van belang. Noch X bv, noch haar gemachtigde heeft de inspecteur geïnformeerd over een andere adressering. X bv gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de aanslag op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. De inspecteur bewijst overtuigend dat het aanslagbiljet op 12 oktober 2017 regelmatig ter postbezorging is aangeboden. Ook is de adressering correct. Ondanks de splitsing heeft de inspecteur het aanslagbiljet terecht naar het adres van X bv gestuurd. Dit is namelijk het laatst bij de inspecteur bekende adres van X bv. De stelling van X bv dat de inspecteur spontaan het Handelsregister had moeten raadplegen, treft volgens de A-G geen doel. Het ligt op de weg van X bv, en eventueel diens rechtsopvolgers, om de fiscus te informeren over een wijziging in de adressering. Verder is de A-G ook van mening dat de tenaamstelling van de aanslag juist is. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat een aanslag over een periode vóór splitsing maar opgelegd na splitsing, op naam van de gesplitste rechtspersoon gesteld moet worden; niet op naam van de verkrijgende rechtspersonen. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 3:41
Algemene wet bestuursrecht 6:8
Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 3 april
Informatiesoort: VN Vandaag
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)