Belanghebbende, de heer X, is gehuwd geweest met mevrouw Y. In hun echtscheidingsconvenant is vastgelegd dat zij de waarde van de levensverzekeringen en koopsommen zullen verdelen. X laat zich in de latere procedure, die hierover is aangespannen door Y, ondersteunen door een advocaat. Uitkomst is X dat eenmalig € 47.853 aan Y moet betalen. Dit bedrag en de advocaatkosten van € 7.265 trekt X in 2005 en 2006 af als onderhoudsverplichting. In geschil is of de advocaatkosten aftrekbaar zijn. Rechtbank Gelderland stelt X in het ongelijk. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat advocaatkosten als zodanig niet als onderhoudsverplichting zijn aan te merken. De Wet IB 2001 biedt ook niet de mogelijkheid (advocaat)kosten ter zake van onderhoudsverplichtingen in aftrek te brengen. X stelt in cassatie dat de kosten aftrekbaar zijn op grond van art. 3.108 Wet IB 2001, aangezien zij strekten tot behoud van zijn inkomsten uit de nog uit te keren koopsompolissen en lijfrentes.
Advocaat-Generaal Niessen is van mening dat advocaatkosten die samenhangen met onderhoudsverplichtingen niet aftrekbaar zijn. De afdeling in de Wet IB 2001 waarin het recht op aftrek van onderhoudsverplichtingen is geregeld, voorziet namelijk niet in aftrek van deze kosten. Uit de rechtspraak die onder de Wet IB 1964 reeds is ontwikkeld, volgt bovendien dat proceskosten, gemaakt ter beëindiging of vermindering van een (partner)alimentatieverplichting, of vergelijkbare procedures, geen aftrekbare kosten of persoonlijke verplichtingen vormen. Nu bij de invoering van de Wet IB 2001 geen wijziging is beoogd, ziet de A-G geen aanleiding om van die rechtspraak af te wijken. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep van X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Wet inkomstenbelasting 2001 3.108
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 26 januari