X gaat scheiden. Over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk wordt geprocedeerd. Hiervoor maakt X advocaatkosten. Tot het te verrekenen vermogen van X behoren onder andere twee lijfrentepolissen. In zijn aangifte IB/PVV 2014 geeft X bij de post ‘Pensioen, lijfrente of andere uitkering’ een bedrag aan van -/- € 7.310. Het betreft de advocaatkosten die volgens X zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van zijn (toekomstige) inkomensvoorzieningen uit pensioenrechten en lijfrenten (art. 3.108 Wet IB 2001). De inspecteur accepteert deze aftrekpost niet.
Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat X niet aannemelijk maakt dat de advocaatkosten waarvoor aftrek wordt geclaimd zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van lijfrenten. Niet gebleken is dat zijn (toekomstige) uitkeringen uit de lijfrentepolissen door de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding zijn of dreigden te worden verminderd. Voor zover X betoogt dat de advocaatkosten (deels) zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van zijn pensioenrechten oordeelt het hof dat pensioenuitkeringen behoren tot het belastbare loon als bedoeld in afdeling 3.3 van de Wet IB 2001. Die afdeling voorziet niet in de mogelijkheid om kosten ter verwerving, inning of behoud van die uitkeringen in aanmerking te nemen. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.108
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 28 februari