X is gebruiker van een woonzorgcentrum, bestaand uit een hoofdgebouw en losse eenheden. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde vast op € 4.881.000 voor het hoofdgebouw en voor elke eenheid op € 125.000 (30 maal), in totaal € 3.750.000. In geschil is de objectafbakening.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk maakt dat is uitgegaan van een juiste objectafbakening. Zowel het hoofdgebouw als de eenheden zijn in gebruik bij X. De bewoners van de eenheden kunnen gebruik maken van de (gemeenschappelijke) ruimtes gelegen in het hoofdgebouw, waaronder de recreatie- en eetzaal. De medewerkers voeren hun werkzaamheden zowel in het hoofdgebouw als de eenheden uit, die bovendien door middel van de verbindingsgang met elkaar zijn verbonden. Niet aannemelijk is dat de eenheden, in tegenstelling tot de ruimten in het hoofdgebouw, ook bewoond kunnen worden door personen zonder zorgindicatie. Het object wordt als geheel voor woonzorgactiviteiten en dus voor één organisatorisch doel aangewend (HR 9 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AD6058, r.o. 3.1.3). De eenheden en het hoofdgebouw vormen naar de omstandigheden beoordeeld één onroerende zaak. De objectafbakening dient, gelet op het dwingende karakter van art. 16 Wet WOZ, zo nodig ambtshalve, door de belastingrechter te worden getoetst. Omdat voor de waardering van het object is uitgegaan van een te klein object, moeten de WOZ-beschikkingen en de daarop gebaseerde aanslag OZB worden vernietigd. Verweerder kan voor het juist afgebakende object een nieuwe WOZ-beschikking geven.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 7 juli