Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat het bij de toepassing van art. 50 Zvw gaat om het loon waarover 'is geheven'. Rekening wordt gehouden met de in art. 42 Zvw opgenomen maximering van het bijdrage-inkomen waarover werkgeversheffing is verschuldigd.

X werkt de eerste zeven maanden van 2016 voor het Ministerie van Financiën en verdient daar € 52.005. Het ministerie draagt € 2078 (6,5% over € 30.778) aan inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet af (hierna: iab Zvw), de werkgeversheffing. Voor deze werkgeversheffing wordt per loontijdvak van een maand maximaal € 4396, 91 in aanmerking genomen (art. 42 Zvw). X geniet dat jaar ook een ABP-pensioen van € 48.361. Daarover is ten laste van X € 2.660 iab Zvw (heffing verzekeringsplichtige) ingehouden en afgedragen. De inspecteur verleent X op 30 juni 2017 een teruggaaf iab Zvw van € 1.451 (artikel 50 Zvw). Volgens X is deze teruggaaf te laag.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat op grond van de bepalingen uit de Zvw de teruggaaf juist is vastgesteld. Voor de toepassing van art. 50 Zvw gaat om het loon waarover ‘is geheven’. Er moet daarom wel rekening worden gehouden met de in art. 42 Zvw opgenomen maximering van het bijdrage-inkomen waarover werkgeversheffing is verschuldigd.  Het loon van de verzekeringsplichtige waarover iab Zvw is geheven is in totaal € 79.139 (€ 30.778 plus € 48.361). X heeft recht op een teruggaaf iab Zvw berekend over het verschil tussen € 79.139 minus € 52.763. Dat komt neer op € 1.451 (ABP-percentage van 5,5% over € 26.376). Het beroep is van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Zorgverzekeringswet 42

Zorgverzekeringswet 50

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 22 november

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen