Rechtbank Gelderland oordeelt dat het heffingsrecht met betrekking tot het afgekochte pensioenrecht van Q BV aan Nederland toekomt. De opbouw van het pensioenrecht is namelijk ten laste van de Nederlandse winst gekomen en is dus in Nederland fiscaal gefaciliteerd.

X is dga en bestuurder van Q BV. Voor X is een pensioenrecht ondergebracht in Q BV. Daarnaast heeft X een (levensverzekerings)polis afgesloten bij een buitenlandse verzekeringsmaatschappij (Y). In 2017 vindt een gefaciliteerde afkoop van het pensioenrecht plaats. X maakt bezwaar tegen de opgelegde IB-aanslag 2017. Zij stelt dat Q BV een vi in Indonesië heeft gehad en dat het heffingsrecht over de afkoop aan Indonesië toekomt. Met betrekking tot de Y-polis stelt X dat sprake is van ‘zwevend vermogen’, omdat nog niet duidelijk is wie uiteindelijk de begunstigde zal zijn. Tevens verzoekt zij om herziening van de (voorlopige) IB-aanslagen 2017 - 2020 omdat zij van mening is dat de Y-polis niet tot haar box 3-vermogen behoort. De inspecteur vernietigt de IB-aanslag 2017, omdat deze te laat is opgelegd, maar wijst de verzoeken om herziening af.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat het heffingsrecht met betrekking tot het afgekochte pensioenrecht van Q BV aan Nederland toekomt. De opbouw van het pensioenrecht is namelijk ten laste van de Nederlandse winst gekomen en is dus in Nederland fiscaal gefaciliteerd. Daarnaast is Nederland ook de woonplaats van X en heeft X haar stelling dat sprake is van een vi in Indonesië niet onderbouwd. Ook heeft de inspecteur de Y-polis terecht tot het box 3-vermogen van X gerekend. Uit de polis blijkt namelijk dat X verzekeringsnemer, verzekerde en eerste (herroepelijk) begunstigde is. Daarnaast heeft zij de macht om de begunstiging te wijzigen. De door de inspecteur gehanteerde waarde van de Y-polis is ook correct. Een eventuele subjectieve waardebeleving van X bij de polis kan niet leiden tot een vermindering van de (objectieve) waarde in het economisch verkeer van het recht. Verder verwerpt de rechtbank nog de stelling van X dat van het werkelijk rendement moet worden uitgegaan. X heeft namelijk geen berekeningen van het werkelijk rendement overgelegd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Wet inkomstenbelasting 2001 3.80

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Editie: 7 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen