De heer X woont in België. X heeft in het verleden als dga in Nederland pensioen in eigen beheer opgebouwd bij een pensioen-bv. X neemt eind 2004 vrijwel het gehele banksaldo van deze bv contant op zonder dat daartoe een leningsovereenkomst is opgesteld of dat zekerheid is verstrekt. Rechtbank Breda oordeelt dat X hierdoor zijn pensioen feitelijk heeft afgekocht. De gehele pensioenaanspraak is dus terecht aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat, ondanks de overlegging van een leningsovereenkomst, niet aannemelijk is geworden dat deze overeenkomst reeds eind 2004 bestond. De hele gang van zaken duidt er veeleer op dat X juist niet het voornemen had een dergelijke overeenkomst te sluiten. Voorts is buiten twijfel dat Nederland in casu heffingsbevoegd is. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 Wet RO, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 19b