Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat BTW verschuldigd is over de afkoopsom van de beëindiging van BTW-belaste verhuur. Door de afspraak over het doorberekenen van BTW in de vaststellingsovereenkomst is terecht BTW over (en niet uit) de vergoeding berekend.

X huurt een bedrijfsgebouw met parkeerplaatsen. Verhuurder en huurder hebben geopteerd voor BTW-belaste verhuur. Verhuurder wil het gebouw verkopen en in dat kader de huurovereenkomst beëindigen. Partijen sluiten daartoe een vaststellingsovereenkomst, op basis waarvan verhuurder aan huurder een afkoopsom van € 250.000 betaalt. Partijen gaan ervan uit dat geen BTW verschuldigd is, maar X kan BTW in rekening brengen als toch BTW verschuldigd blijkt te zijn. X brengt geen BTW in rekening over de vergoeding.

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is BTW verschuldigd over de afkoopsom. Uit het arrest Lubbock Fine (HvJ EG 15 december 1993, C-63/92) valt af te leiden dat als de verhuur BTW-belast was, dit ook geldt voor de afkoopsom. Dat is ook in lijn met de nationale jurisprudentie, zoals blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 26 augustus 1998 (V-N 1998/46.26). Daardoor is geen sprake van een pleitbaar standpunt en is dus ook terecht een verzuimboete opgelegd. Verder is de naheffingsaanslag terecht berekend over de € 250.000 en niet uit de vergoeding (21/121), omdat partijen expliciet hebben afgesproken dat eventueel verschuldigde BTW alsnog in rekening wordt gebracht.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 5 december

Informatiesoort: VN Vandaag

489

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen