De Hoge Raad oordeelt dat uitsluitend pensioenrechten die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) moeten worden verevend. De pensioenrechten die de man buiten de beide huwelijken heeft opgebouwd, worden dus niet op de voet van deze wet verevend.

Man en vrouw zijn tweemaal met elkaar getrouwd geweest. Het eerste huwelijk duurde van 1978 tot 2005. Het tweede huwelijk duurde van 2010 tot 2015. In beide huwelijken bestond een algehele gemeenschap van goederen. In de periode tussen beide huwelijken heeft de man pensioen opgebouwd, dat in 2010 is afgekocht. De afkoopsom van € 64.953 is uitgekeerd op een bankrekening die op zijn naam was gesteld. De afkoopsom is gebruikt om in Frankrijk een woning te kopen. Deze woning is gemeenschappelijk eigendom van partijen. In deze civiele procedure is in geschil of aan de man een vergoedingsrecht toekomt voor de afkoopsom.

De Hoge Raad oordeelt dat uitsluitend pensioenrechten die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) moeten worden verevend. De pensioenrechten die de man buiten de beide huwelijken heeft opgebouwd, worden dus niet op de voet van deze wet verevend. De herkomst en bestemming van de afkoopsom brengen daarom mee dat deze tot het nominale bedrag moet worden aangemerkt als privévermogen van de man. Hij heeft dan ook voor dat bedrag een vergoedingsrecht jegens de huwelijksgemeenschap.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Huwelijksvermogensrecht, Civiel recht algemeen

Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)

Editie: 4 september

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen