Hof 's-Gravenhage oordeelt in hoger beroep dat X bv zich vanwege het tijdsverloop van bijna 3,5 jaar ten onrechte beroept op de oude afspraak met de inspecteur over de waarde van de onroerende zaken.

X bv wil In het kader van een herstructurering diverse onroerende zaken verkopen aan haar twee (middellijke) aandeelhouders. In april 2002 krijgt X bv van de inspecteur de toezegging dat dit kan tegen een waarde in het economische verkeer van f 767.000 (€ 348.049). Uiteindelijk vindt de verkoop pas plaats in december 2005 en wel voor € 316.285. De inspecteur stelt vervolgens dat de waarde van de onroerende zaken – rekening houdend met de mogelijkheid van woningbouw - € 1.500.000 is. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X bv binnen een redelijke termijn uitvoering had moeten geven aan haar voornemen de onroerende zaken te verkopen. Deze redelijke termijn is in casu overschreden en bovendien is de verkoopprijs lager dan was afgesproken. De inspecteur is daarom niet meer gebonden aan zijn toezegging. De waarde in het economische wordt vastgesteld op € 502.000. Partijen gaan in hoger beroep. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat X bv zich vanwege het tijdsverloop van bijna 3,5 jaar ten onrechte beroept op de oude afspraak. Een medewerkster van de Belastingdienst had X bv ook al gewaarschuwd dat een nieuwe taxatie nodig was als te lang met de verkoop gewacht zou worden. Bij het vaststellen van de WOZ-waarden per 1 januari 2005 en 2007 op respectievelijk € 497.640 en € 506.876 is geen rekening gehouden met een mogelijke bestemmingswijziging. Aangezien in 2011 ook nog niet bekend was wat exact de nieuwe bestemming zal worden, wordt de waarde in goede justitie vastgesteld op € 555.000. Het beroep van de inspecteur is deels gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 5 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen