Basic Car Fix bv verleent rechtshulp in de BPM-sfeer. Dit is uitgemond in een groot aantal bezwaar- en beroepsprocedures, waarvan 523 bij Hof Den Haag speelden. De bv en de inspecteur sluiten hierover een vaststellingsovereenkomst, zodat slechts twee representatieve zaken uitgeprocedeerd zullen worden. Het betreft één zaak over een mogelijk verschoonbare termijnoverschrijding en de andere gaat over het ontbreken van een volmacht van de belastingplichtige. De inspecteur zegt toe dat de andere zaken analoog afgedaan zullen worden. Beide cassatieberoepen zijn door de Hoge Raad gegrond verklaard en de zaken zijn verwezen. Volgens de bv gelden de door de Hoge Raad toegekende proceskostenvergoedingen van € 1984 en € 1960 ook voor de andere 521 zaken, zodat zij in een civielrechtelijke procedure aanspraak maakt op in totaal € 1.023.008. Rechtbank Den Haag stelt de bv in het ongelijk. De bv gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt dat met de vaststellingsovereenkomst slechts werd beoogd te voorkomen dat alle zaken afzonderlijk moesten worden uitgeprocedeerd. Een afspraak over de proceskosten valt hierin niet te lezen. Na verwijzing kreeg de bv alleen gelijk met betrekking tot het ontbreken van een volmacht (zie V-N 2016/5.22) en volgde een proceskostenvergoeding van in totaal € 8774 voor de andere 77 zaken. De bv kan in redelijkheid niet menen dat de kosten van de cassatieprocedure, die voor de andere 77 zaken niet zijn gemaakt, toch met de factor 77 aan haar zouden toekomen. Het beroep van de bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]