Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat partijen in onderling overleg het geschil hebben beperkt tot de BPM-naheffingsmethodiek en dat de waarde van de auto dus niet (meer) in geschil is. Het hoger beroep van X bv is dus ongegrond.

X bv koopt in Luxemburg een tweedehands auto. Op 1 november 2010 doet X bv BPM-aangifte met een verschuldigd bedrag van € 587. Op 12 november 2010 legt de inspecteur een naheffingsaanslag op van € 2.428. X bv krijgt vervolgens een betaalbericht voor zowel de aangegeven als de nageheven BPM. X bv betaalt het totaalbedrag en de inspecteur geeft vervolgens het "fiscaal akkoord" af. X bv maakt vervolgens bezwaar tegen de naheffing, aangezien deze is opgelegd voordat zij de aangegeven BPM kon voldoen. Rechtbank ´s-Gravenhage oordeelt dat de naheffing rechtsgeldig is, aangezien er een groot verschil is tussen de aangegeven BPM en de materieel verschuldigde BPM. Hof 's-Gravenhage vernietigt de naheffingsaanslag. De Hoge Raad (28 juni 2013, nr. 12/01181) oordeelt dat de naheffing wel terecht is, doch verwijst de zaak voor behandeling van de door het hof onbehandeld gelaten grief over de waarde van de auto. Hof Amsterdam oordeelt dat partijen in onderling overleg het geschil hebben beperkt tot de naheffingsmethodiek en dat de waarde van de auto dus niet (meer) in geschil is. X bv heeft haar stellingen namelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud prijsgegeven. Uit het verwijzingsarrest kan ook niet worden afgeleid dat de Hoge Raad afstand heeft willen nemen van zijn bestendige jurisprudentie dat een ingetrokken grief niet wederom in een hogere instantie als geschilpunt in de rechtsstrijd kan worden toegelaten. Voorts heeft de inspecteur te kennen gegeven niet in te stemmen met het opnieuw toelaten van de grief. Het hoger beroep van X bv is dus ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 25 februari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen