Rechtbank Gelderland oordeelt dat partijen hun standpunten niet aannemelijk maken en stelt daarom de aftrekbare kosten voor onderhoud van het monumentenpand in goede justitie vast.

X koopt een rijksmonument om te gebruiken als eigen woning. In 2016 en 2017 laat X het pand verbouwen. In zijn aangiftes voor die jaren geeft X verbouwingskosten aan van tezamen € 360.712 als onderhoudskosten in de zin van art. 6.31 Wet IB 2001. De inspecteur is het niet eens met de hoogte van de opgegeven onderhoudskosten en weigert de aftrek grotendeels. Volgens de inspecteur is deel sprake van verbetering in plaats van onderhoud en voor dat deel bestaat geen recht op aftrek. 

In beroep is in geschil de hoogte van de aftrek van onderhoudskosten voor het pand in de jaren 2016 en 2017.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat partijen hun standpunten niet aannemelijk maken en stelt daarom de aftrekbare kosten voor onderhoud van het monumentenpand in goede justitie vast. X heeft geen nulmeting overgelegd, de stukken die hij wel heeft overgelegd zijn op meerdere punten inhoudelijk tegenstrijdig met de door hem ingenomen standpunten. X onderbouwt met name niet dat en waarom de betreffende werkzaamheden moeten worden gekwalificeerd als onderhoud. De inspecteur maakt de door hem opgevoerde kostenaftrek evenmin aannemelijk. De rechtbank stelt daarom de aftrekbare kosten voor onderhoud van het monumentenpand in goede justitie vast. X' beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.31

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 12 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

191

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen