X heeft in 2015 kosten gemaakt voor twee monumentale panden die tot de grondslag van box 3 behoren. X claimt € 21.308 aftrek als uitgaven voor monumentenpanden. Na bezwaar staat de inspecteur daarvan € 5.600 in aftrek toe. In het verweerschrift concludeert de inspecteur tot verhoging van de aftrek met € 840. Dit betreft een deel ten onrechte niet in aanmerking genomen BTW en kosten van de keuken die vanwege een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel in aanmerking komen. In geschil is of de aftrek van de overige uitgaven terecht is geweigerd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt in overeenstemming met het standpunt van de inspecteur dat de aftrek in verband met de onderhoudskosten voor monumentenpanden dient te worden verhoogd met € 840 tot € 6.420. X is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat recht bestaat op aftrek voor de kosten van vervanging van de vloeren, plafonds en trap, omdat sprake is van kosten voor verbetering met het oog op verhuur. Ten aanzien van het stukadoren, schilderen en het bekleden van de trap oordeelt de rechtbank dat sprake is van huurderslasten, waarvoor geen recht op aftrek bestaat.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.31
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 23 januari