X is werkzaam in Nederland en woont met haar echtgenoot in België. Zij hebben aldaar gezamenlijk een eigen woning. Het inkomen van X is nagenoeg geheel in Nederland belast. Het inkomen van haar echtgenoot is volledig belast in België. In haar IB-aangifte 2015 neemt X een hoger bedrag aan negatieve inkomsten uit eigen woning in aanmerking dan haar eigen aandeel in die uitgaven. In geschil is of X recht heeft op aftrek van meer dan 50% van de negatieve inkomsten uit eigen woning.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X alleen de aan haar toe te rekenen negatieve inkomsten uit eigen woning (50%) op haar inkomen uit werk en woning in mindering kan brengen. X is namelijk kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, maar haar echtgenoot niet. Het hof overweegt hierbij dat X, als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, de (negatieve) inkomsten uit de niet in Nederland gelegen eigen woning in mindering kan brengen op haar inkomen. Haar echtgenoot, een niet-kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, kan dat niet. X mag dan alleen de aan haar toe te rekenen (negatieve) inkomsten uit de in België gelegen eigen woning (50%) in aanmerking nemen. Omdat haar echtgenoot voor de toepassing van de Wet IB 2001 niet als fiscale partner wordt aangemerkt, vormen zijn negatieve inkomsten uit eigen woning geen gemeenschappelijke inkomensbestanddelen die X op grond van art. 2.17 Wet IB 2001 bij zichzelf in aanmerking kan nemen. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 9 september