X maakt bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019. X stelt recht te hebben op aftrek van negatieve inkomsten uit een in Duitsland gelegen woning. De inspecteur merkt X eerst niet aan als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, maar na ontvangst van een inkomensverklaring doet hij dit alsnog. De inspecteur verzoekt X om aanvullende bewijsstukken voor het onderbouwen van de aftrek, zoals eigendoms- en hypotheekakten, maar X verstrekt geen stukken. Tijdens de behandeling van het beroep verschijnt X niet op de zitting en verstrekt ook geen bewijsstukken. X voert aan dat ziekte en problemen met de Duitse Belastingdienst haar hebben belemmerd in het overleggen van bewijs.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat zij recht heeft op de gevraagde aftrek. De rechtbank stelt dat het aan X is om voldoende bewijs te leveren voor de aftrek van negatieve inkomsten uit eigen woning, wat zij heeft nagelaten. Ondanks de verzoeken van de inspecteur en de mogelijkheid om tijdens de beroepsprocedure bewijs te overleggen, heeft X dit niet gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.121
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 1.2
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Editie: 1 november
Informatiesoort: VN Vandaag