Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat haar gemaakte vervoerskosten rechtstreeks het gevolg zijn van ziekte of invaliditeit. Ook maakt X niet aannemelijk dat zij meer kosten maakt dan een vergelijkbare belastingplichtige zonder ziekte of invaliditeit. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X geeft in haar aangiften IB/PVV 2016, 2017 en 2018 bedragen specifieke zorgkosten op die bestaan uit uitgaven voor vervoer, kleding, beddengoed en hulpmiddelen. De inspecteur staat slechts de uitgaven voor hulpmiddelen en een deel van de extra uitgaven voor kleding en beddengoed in aftrek toe. In geschil is of de rest van de specifieke zorgkosten in aftrek moeten worden toegestaan.
Hof Den Haag (V-N 2024/28.1.2) oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat haar gemaakte vervoerskosten rechtstreeks het gevolg zijn van ziekte of invaliditeit. Verder maakt X niet aannemelijk dat zij meer kosten maakt dan een vergelijkbare belastingplichtige zonder ziekte of invaliditeit. Ook maakt zij niet aannemelijk dat de kosten van batterijen voor een gehoortoestel op haar drukken. X’ hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17