X is vanaf 2010 in loondienst van een BV. X trekt premies arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (AOV-premies) af, ondanks dat de BV de premies betaalt aan Aegon (2012) en de BV de premies later aan de Holding van X vergoedt (2013 en 2014). De premies betaalt X in 2013 en 2014 vanuit zijn privérekening aan Aegon. Volgens Hof 's-Hertogenbosch maakt X zich schuldig aan het opzettelijk doen van onjuiste en/of onvolledige IB-aangiften door niet op hem drukkende AOV-premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen af te trekken in box 1. X krijgt een boete van € 3000, subsidiair 40 dagen hechtenis. X stelt in cassatie dat één of meer raadsheren van het hof onjuist zijn beëdigd en dat er een pleitbaar standpunt is omdat de premies wel op hem hebben “gedrukt”.
De Hoge Raad oordeelt zonder motivering dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof (art. 81 lid 1 Wet RO). Er wordt uitspraak gedaan nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Daarmee is de redelijke termijn overschreden. De straf wordt daarom gematigd tot € 2850, subsidiair 38 dagen vervangende hechtenis.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.124
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 69
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Strafrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 27 november
Informatiesoort: VN Vandaag