De Hoge Raad oordeelt dat het hof zijn oordeel over de beleggersvereniging niet goed heeft gemotiveerd. De zaak wordt verwezen voor een nieuwe behandeling van de zaak in volle omvang.

Belanghebbende, Vereniging X, behartigt de belangen van effectenbezitters (leden en niet-leden). X voert op eigen initiatief collectieve juridische acties tegen bedrijven die volgens haar schade hebben toegebracht aan de belangen van beleggers. Zo mogelijk treft X schikkingen met de bedrijven, waarbij X voor haarzelf ‘afwikkelingsvergoedingen’ bedingt. In geschil is of X terecht aftrek van omzetbelasting claimt met betrekking tot de collectieve juridische acties. Volgens Rechtbank Den Haag is sprake van collectieve belangenbehartiging zonder dat daartegenover een vergoeding staat. Hof Den Haag stelt X echter in het gelijk. Met het initiëren en het voeren van de collectieve juridische acties streeft X namelijk duurzaam naar opbrengst. De collectieve juridische acties houden rechtstreeks verband met de 'afwikkelingsactiviteiten' van X. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof zijn oordeel niet goed heeft gemotiveerd. Uit die feitenvaststelling komt namelijk naar voren dat de afwikkelingsactiviteiten van X plaatsvinden op verzoek van de aangesproken bedrijven en tegen een afzonderlijke vergoeding, hetgeen niet duidt op een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de kosten van de – op eigen initiatief van X gevoerde – collectieve juridische acties en de afwikkelingsactiviteiten. Het beroep van de Staatssecretaris is gegrond. De zaak wordt verwezen naar Hof Amsterdam voor een nieuwe behandeling van de zaak in volle omvang.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen