X exploiteert een klusbedrijf en laat door ingehuurde zzp’er B materialen inkopen. X brengt de voorbelasting over ingekochte materialen in aftrek over het vierde kwartaal 2016 tot en met 2017. De inspecteur stelt dat de ingekochte materialen niet geschikt zijn voor de werkzaamheden van X. X denkt dat hij is opgelicht door B, die de goederen vermoedelijk heeft gebruikt voor zijn eigen projecten. De inspecteur wil X telefonisch horen, maar X weigert dit. De inspecteur ziet af van een hoorzitting. X stelt dat de hoorplicht is geschonden en dat de inspecteur de voorbelasting onterecht in aftrek weigert. X gaat in beroep.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de hoorplicht is geschonden. Omdat partijen geen terugwijzing wensen, behandelt de rechtbank het geschil inhoudelijk. De rechtbank vergelijkt de situatie dat B goederen heeft gebruikt zonder medeweten van X, met de situatie dat goederen gestolen of verduisterd worden. De rechtbank oordeelt dat X de goederen heeft ingekocht voor zijn eigen belaste activiteiten en recht heeft op aftrek. Het beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 7 september