Hof Den Haag beslist dat X de door haar geclaimde aftrek van specifieke zorgkosten niet aannemelijk heeft gemaakt. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
X claimt in haar aangifte ib/pvv 2015 aftrek van specifieke zorgkosten. De inspecteur accepteert deze aftrekpost niet. De rechtbank is het met de inspecteur eens. Volgens de rechtbank heeft X niet aannemelijk gemaakt dat de opgevoerde kosten voor aftrek in aanmerking komen. Een deel van de kosten heeft betrekking op geneesmiddelen die niet zijn verstrekt op doktersvoorschrift. Het resterende deel van de kosten betreft kosten van medicijnen die weliswaar op doktersvoorschrift zijn verstrekt, maar niet zijn gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Van deze kosten kan niet worden vastgesteld dat sprake is van op X drukkende aftrekbare kosten. X maakt ook niet aannemelijk dat de in de aangifte in aanmerking genomen extra afschrijvingskosten van de auto en de vervoerskosten meer bedragen dan de kosten die een vergelijkbare belastingplichtige zonder ziekte of invaliditeit maakt. Ook is een rechtstreeks verband van deze kosten met een medische behandeling niet aannemelijk gemaakt. X komt in hoger beroep.
Hof Den Haag (V-N 2019/24.1.2) bevestigt de uitspraak van de rechtbank. X heeft ook met wat zij in hoger beroep heeft aangevoerd, geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die de conclusie rechtvaardigden dat haar een aftrek wegens specifieke zorgkosten toekomt. Het hoger beroep is ongegrond.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 23 oktober