Rechtbank Den Haag oordeelt dat de boekwaarde van woningen terecht is afgewaardeerd tot nihil bij de beëindiging van het erfpachtrecht. De rechtbank verwerpt het standpunt van de inspecteur dat de afwaardering deel moet uitmaken van de kostprijs van nieuwe woningen.

Stichting X heeft in de jaren '90 samen met de gemeente en andere woningcorporaties een plan ontwikkeld voor de verbetering van een wijk. In 2002 is de erfpacht van grond met daarop woningen herzien, waarbij X afstand doet van bestaande erfpachtrechten en nieuwe erfpachtrechten krijgt voor 50 jaar. In 2018 is de erfpacht van twee percelen beëindigd en zijn de woningen gesloopt. Perceel M890 is in 2020 door de gemeente aan X terugverkocht, waarna X nieuwe woningen heeft gebouwd. X heeft de boekwaarde van de woningen van perceel M890 ten laste van de winst van 2018 afgeboekt tot nihil. De inspecteur heeft deze afwaardering van € 824.510 niet geaccepteerd en stelt dat dit bedrag geactiveerd moet blijven als deel van de kostprijs van de nieuwe woningen. In geschil is de hoogte van de verliesbeschikking, specifiek de afwaardering van € 824.510 van de woningen van perceel M890.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de boekwaarde van de woningen terecht is afgewaardeerd tot nihil bij de beëindiging van het erfpachtrecht. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een realisatiemoment bij de beëindiging van het erfpachtrecht en dat het later terugkopen van de grond en het bouwen van nieuwe woningen hier geen verandering in brengt. Het standpunt van de inspecteur dat de afwaardering deel moet uitmaken van de kostprijs van de nieuwe woningen, wordt verworpen. De verliesbeschikking wordt vastgesteld op € 27.703.063.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting

Editie: 12 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen