D bv houdt de aandelen in belanghebbende, X bv en (voor 90%) de aandelen in E bv. In 2008 verstrekt X bv een lening aan haar zustervennootschap. Tevens bestaat een rekeningcourantverhouding tussen X bv en E bv. E bv wordt medio 2011 failliet verklaard. X bv waardeert in haar VPB-aangifte 2010 af op de lening en de vordering in rekening-courant. De inspecteur accepteert de afwaarderingen niet, omdat er volgens hem sprake is van onzakelijkheid.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de lening vanaf het moment van aangaan van de lening als onzakelijk moet worden aangemerkt. Dit geldt volgens de rechtbank ook voor de vordering in rekening-courant. De rechtbank acht hierbij van belang dat er sprake is van een laag rentepercentage en dat zekerheden ontbreken. Voor de vordering in rekening-courant geldt verder nog dat er in het geheel geen leningsovereenkomst is. De rechtbank wijst er hierbij op dat, gelet op de vermogenspositie van E bv, de zekerheid voor de terugbetaling niet alleen in formele zin ontbreekt, maar dat ook in materiële zin die zekerheid niet is geborgd. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 9 december