X en zijn vader exploiteren sinds 1 mei 2005 een akkerbouwbedrijf, eerst als maatschap en later als VOF. In 2000 verkoopt de vader van X landbouwgrond met een voorwaardelijke nabetaling bij bestemmingswijziging. In 2014 activeert de vader van X een vordering en waardeert deze direct af. In 2016 draagt de vader van X een deel van zijn gerechtigdheid in de stille reserves over aan X. De inspecteur laat de afwaarderingen op de vordering niet ten laste van de belastbare winst toe en legt navorderingsaanslagen op. X maakt bezwaar, maar de inspecteur verklaart de bezwaren ongegrond. De rechtbank bevestigt de beslissing van de inspecteur, waarna X hoger beroep instelt.
In geschil is of de inspecteur terecht de afwaarderingen op een vordering wegens een voorwaardelijk recht op nabetaling niet ten laste van de belastbare winst in aftrek heeft toegelaten.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur terecht de afwaarderingen op de vordering niet ten laste van de belastbare winst heeft toegelaten. Het hof volgt de overwegingen van de rechtbank en het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2016, waarin is bepaald dat bij het ontbreken van overgangsrecht de gewijzigde wetgeving onmiddellijk van toepassing is. X heeft in 2000 ervoor gekozen geen winst te nemen bij de verkoop van de percelen, waardoor de latere winst onder het nieuwe regime van de landbouwvrijstelling valt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
Wetsartikelen:
Besluit lijfrenten in de winstsfeer (vennootschapsbelasting) 8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.63
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 25 februari
Informatiesoort: VN Vandaag