X exploiteert, in vof-verband, een administratie- en belastingadviesbureau. Op de ondernemingsbalans van de vof per einde 2007 neemt X een bedrag van € 14.279 aan vorderingen op handelsdebiteuren op en is een voorziening gevormd van € 45.936. In 2014 wil X vorderingen op A ten laste van zijn ROW afwaarderen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X de vorderingen op A niet kan afwaarderen. Volgens de rechtbank maakt X niet aannemelijk dat deze vorderingen op de balans zijn verantwoord. Uit de door X verstrekte informatie blijkt dat de post handelsdebiteuren op de eindbalans van de vof ziet op debiteuren die gedurende 2008 alsnog hebben betaald. Verder wijst de rechtbank er nog op dat de inspecteur voor het jaar 2013 een bedrag van € 16.773 aan afboekingen op debiteurenvorderingen heeft geaccepteerd. Dit bedrag overstijgt het bedrag aan handelsdebiteuren op de eindbalans van de vof. X heeft de achtergrond van de voorziening niet onderbouwd en ook het verloop van de voorziening op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt. Daarnaast had X de afwaardering in 2010 moeten uitvoeren, omdat X toen op de hoogte was gesteld dat de Wet schuldsanering natuurlijke personen op A van toepassing werd. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.95
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 14 juni