Gerechtshof Den Haag oordeelt dat het afwaarderingsverlies op aan de bv verstrekte geldleningen ten behoeve van de financiering van een woningbouwproject niet aftrekbaar is.

X is (middellijk) enig aandeelhouder van F bv. X heeft vanaf 2008 aan F bv ten behoeve van investeringen in een woningbouwproject geldleningen verstrekt, waarvan het bedrag in de loop der jaren steeds verder is opgelopen. F bv heeft geen eigen inkomsten en geen andere financieringsbron voor het project dan de door X verstrekte gelden. Reeds in het oprichtingsjaar had F bv een negatief eigen vermogen en F bv bezat nauwelijks activa. Er zijn geen zekerheden gesteld en er is geen aflossingsschema overeengekomen. Het woningbouwproject is geflopt. In geschil is of X een bedrag van € 139.341 ten laste van zijn resultaat uit overige werkzaamheden mag brengen.

Gerechtshof Den Haag stelt vast dat zowel de overeengekomen rente als de aflossing van de geldlening alleen kan worden betaald uit de eventuele opbrengsten van het project. Dit betekent dat alle kwade kansen voor rekening van de crediteur (X) komen, terwijl als het project een succes wordt, X niet meer dan de overeengekomen rente van gemiddeld 5,5% ontvangt. Het hof wijst erop dat een in het laatste geval eventueel uit te keren dividend door X niet in zijn hoedanigheid van crediteur maar in zijn hoedanigheid van aandeelhouder zal worden ontvangen. Gelet op de hiervoor vermelde voorwaarden en omstandigheden oordeelt het hof dat X een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Het afwaarderingsverlies is niet aftrekbaar.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 5 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen