Rechtbank Den Haag oordeelt dat X tijdig bezwaar had moeten maken tegen de aanslag IB/PVV 2018. X hoeft voor het instellen van het bezwaar niet te wachten op de middelingsbeschikking. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar.

X ontvangt in 2018 een transitievergoeding die onderdeel vormt van haar inkomen uit werk en woning. Op verzoek van X wordt voor de jaren 2018, 2019 en 2020 een middelingsbeschikking afgegeven. X gaat na deze beschikking in bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2018. De inspecteur verklaart dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Volgens X stonden alle feiten pas vast na het opleggen van de middelingsbeschikking, waardoor zij pas daarna bezwaar kon maken.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X tijdig bezwaar had moeten maken tegen de aanslag IB/PVV 2018. X hoeft voor het instellen van het bezwaar niet te wachten op de middelingsbeschikking. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. Ter zitting merkt de rechtbank het bezwaar tegen de aanslag aan als rechtstreeks beroep tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering. De vraag rijst of de transitievergoeding terecht in de inkomstenbelasting is belast. De rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is de innerlijke waarde of de billijkheid van de wet te toetsen, behoudens voor zover die in strijd zou zijn met eenieder verbindende verdragsbepalingen. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Wet inkomstenbelasting 2001 3.154

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 13 april

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen