Het HvJ EU oordeelt dat de in art. 80 EG-richtlijn 2006/112 neergelegde toepassingsvoorwaarden uitputtend zijn geregeld.

Balkan and Sea Properties ADSITS (C‑621/10) koopt in maart 2009 onroerende zaken van Ravda tur EOOD. De aandelen van Ravda zijn in handen van Holding Varna AD, dat ook een belang in Balkan and Sea Properties heeft. Balkan and Sea Properties brengt de btw ter zake van deze transactie in aftrek. De Bulgaarse Belastingdienst stelt echter dat – aangezien Balkan and Sea Properties en Ravda verbonden personen zijn – de btw (deels) een onrechtmatig gefactureerde belasting is die niet aftrekbaar is. De Belastingdienst wijst er hierbij op dat de btw was berekend over een prijs die de normale waarde van de verkochte goederen overschreed.

Provadinvest OOD verpacht landbouwgronden en verhuurt kassen. In juni 2009 verkoopt Provadinvest kassen aan haar vennoten en aan een vertegenwoordiger. Op de facturen wordt geen btw vermeld. Volgens de Bulgaarse Belastingdienst had er echter btw in rekening gebracht moeten worden. Uit het onderzoek dat daarop wordt ingesteld, blijkt dat de waarde van de verkochte goederen hoger was dan de overeengekomen koopprijs. Omdat er sprake is van verbonden personen moet volgens de Belastingdienst worden uitgegaan van de hogere waarde.

Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat de in art. 80 EG-richtlijn 2006/112 neergelegde toepassingsvoorwaarden uitputtend zijn geregeld. Volgens het HvJ EU kan een nationale wettelijke regeling dus niet krachtens deze bepaling vaststellen dat de maatstaf van heffing de normale waarde van de handeling is in gevallen die niet in deze bepaling zijn opgesomd, met name wanneer de belastingplichtige recht heeft op volledige aftrek van de btw.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 8 november

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen