Belanghebbende, X bv c.s., vormt een f.e. voor de btw met enkele vennootschappen. In 2014 verzoekt X bv c.s. om de f.e. uit te breiden met stichting A. De inspecteur wijst het verzoek af. X bv c.s. maakt daar bezwaar tegen, hetgeen de inspecteur ongegrond verklaard. X bv c.s. gaat in beroep. Rechtbank Den Haag oordeelt dat slechts bezwaar kan worden gemaakt als de inspecteur bij de beschikking daadwerkelijk twee of meer ondernemers aanmerkt als één ondernemer. Volgens de rechtbank is daarvan in casu geen sprake, omdat de inspecteur slechts meedeelt dat hij het verzoek om uitbreiding niet inwilligt. Deze mededeling vormt geen voor bezwaar vatbare beschikking. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank X bv c.s. ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het bezwaar. Volgens het hof vormt de afwijzing namelijk een voor bezwaar vatbare beschikking. Het hof wijst er daarbij op dat het verzoek om uitbreiding van een f.e. geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking. Op grond van art. 1:3 Awb moet een afwijzing van een dergelijk verzoek worden gelijkgesteld met de toewijzing daarvan. Het hof wijst de zaak vervolgens terug naar de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 1:3
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 9 juni