De Hoge Raad oordeelt dat niet zonder meer begrijpelijk is waarom het hof heeft aangenomen dat de inspecteur ervan uit kon gaan dat mevrouw X ondubbelzinnig kenbaar had gemaakt niet (verder) gehoord te willen worden.

Aan mevrouw X is een IB-aanslag opgelegd, waarbij de aftrek specifieke zorgkosten is gecorrigeerd. In de bezwaarfase vindt een hoorgesprek plaats. Tijdens dat gesprek rijzen er twijfels of de inkomengegevens van X wel kloppen en na het alsnog toezenden daarvan is X uitgenodigd voor een tweede hoorgesprek. Kort voor het begin daarvan belt X met de inspecteur met de mededeling dat zij onderweg door de politie is aangehouden en dat zij het gesprek daarom afzegt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de aanslag gehandhaafd. In geschil is of de hoorplicht is geschonden. Volgens Hof Amsterdam is de hoorplicht niet geschonden. De inspecteur hoefde X niet opnieuw voor een tweede hoorgesprek uit te nodigen. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat niet zonder meer begrijpelijk is waarom het hof heeft aangenomen dat de inspecteur ervan uit kon gaan dat X ondubbelzinnig kenbaar had gemaakt niet (verder) gehoord te willen worden. Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Den Haag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:9

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 september

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen