Politieregio X betaalt aan haar werknemers onbelaste vergoedingen uit. Het betreft uitkeringen in verband met immateriële schade die een agent, als slachtoffer van agressie en/of geweld, tijdens de uitoefening van zijn werk is opgelopen. X neemt de vorderingen tot schadevergoeding, op grond van het Besluit algemene rechtspositie ambtenaren (BARP), van de agenten over en keert terstond het nominale bedrag van de vordering uit. De inspecteur is van mening dat er sprake is van loon en legt een LB-naheffingsaanslag op. X maakt volgens Rechtbank Leeuwarden aannemelijk dat het voordeel dat de agenten genieten een verstrekking is die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als een beloningsvoordeel wordt ervaren. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de overname van de vorderingen tot schadevergoeding leidt tot loon voor de agenten. Het hof overweegt daarbij dat X de vorderingen tegen het nominale bedrag overneemt, terwijl de waarde van de vorderingen gelijk is aan 28% van de nominale waarde. Het hof acht het verder aannemelijk dat het voordeel naar algemene maatschappelijke opvattingen als een beloningsvoordeel wordt ervaren. Het hof vermindert de naheffingsaanslag.
De Hoge Raad vernietigt de naheffingsaanslag. Volgens de Hoge Raad is er namelijk weliswaar sprake van loon, maar moet het voordeel worden gerekend tot de vergoedingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren. De Hoge Raad verwijst hierbij onder andere naar de regeling van art. 11 lid 1 onderdeel k Wet LB 1964. Op grond van deze bepaling wordt geen belasting geheven over uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door een werknemer in verband met zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke zaken. De onderhavige vergoeding is hiermee vergelijkbaar volgens de Hoge Raad.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 15
Wet op de loonbelasting 1964 11
Wet op de loonbelasting 1964 10