Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de akkerbouwactiviteiten van de VOF een bron van inkomen vormen. Er is sprake van een objectieve voordeelsverwachting, aangezien er een positief resultaat is behaald en de verliezen in het verleden grotendeels veroorzaakt zijn door onvoorzienbare gebeurtenissen en incidenten.

Broer X en zus Y zijn samen met hun broer Z vennoten in een VOF. Het agrarische bedrijf heeft op dat moment een gemengd karakter: er wordt vleesvee gehouden en er worden akkerbouwactiviteiten geëxploiteerd. Op een gegeven moment komt broer Z te overlijden en erven broer X en zus Y zijn aandeel in de VOF. Na het overlijden van broer Z vindt afbouw van de vleesveestapel plaats en er wordt volledig overgegaan op akkerbouw. De broers en zus hebben in hun aangifte IB/PVV de inkomsten uit de VOF altijd aangemerkt als winst uit onderneming. In geschil is of de inkomsten uit de VOF kwalificeren als een bron van inkomen, meer specifiek of er sprake is van een objectieve voordeelsverwachting.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de akkerbouwactiviteiten van de VOF een bron van inkomen vormen. Er is  sprake van een objectieve voordeelsverwachting, aangezien er een positief resultaat is behaald en de verliezen in het verleden grotendeels veroorzaakt zijn door onvoorzienbare gebeurtenissen en incidenten. De hoogte van de winsten van de VOF doen er niet toe. Beperkte winsten kunnen ook leiden tot een objectieve voordeelsverwachting. Bovendien is niet gebleken dat de VOF te klein is om een levensvatbaar akkerbouwbedrijf te exploiteren. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 4 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

322

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen