De Hoge Raad oordeelt dat de wettelijke mogelijkheid om cassatieberoepen zonder motivering af te doen bijdraagt aan een snellere behandeling en dat de cassatierechter mede hierdoor in staat is zich beter te concentreren op zijn kerntaken.
De Hoge Raad oordeelt dat de wettelijke mogelijkheid om cassatieberoepen zonder motivering af te doen bijdraagt aan een snellere behandeling en dat de cassatierechter mede hierdoor in staat is zich beter te concentreren op zijn kerntaken (vgl. EHRM 24 april 2018, 55385/14 (Baydar/Nederland), § 47). Dit is niet in strijd met art. 14 lid 5 IVBPR. De omstandigheid dat het hof tot een veroordeling is gekomen terwijl de verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken, kan onder omstandigheden van belang zijn voor de aan de bewijsmotivering te stellen eisen, waarvan de naleving in cassatie kan worden getoetst (vgl. HR 16 oktober 2018, 17/04147, NJ 2019/239, rov. 4.3). Ambtshalve wordt overwogen dat uitspraak wordt gedaan nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Hierdoor is wel de redelijke termijn overschreden, zodat de straf wordt gematigd tot een werkstraf van 171 uren, subsidiair 57 dagen jeugddetentie.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Strafrecht
Instantie: Hoge Raad (Strafkamer)
Editie: 25 november