Volgens Hof Den Haag is het verstrekken van parkeergelegenheid bij een dierentuin niet aan te merken als een bijkomende dienst bij het verlenen van toegang tot de dierentuin. Het verlaagd tarief is daarom niet van toepassing op de omzet behaald met het parkeren. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, exploiteert een diergaarde en botanische tuin (hierna: de diergaarde). Bezoekers die met de auto naar de diergaarde komen, hebben de mogelijkheid hun auto te parkeren op één van de drie parkeerterreinen naast de diergaarde die door X worden geëxploiteerd. Zij betalen hiervoor een tarief van € 8,50 per dag. In geschil is of de omzet betreffende het bieden van deze parkeergelegenheid belast is naar het algemene tarief voor de omzetbelasting (standpunt inspecteur) of het verlaagde tarief (standpunt X). Volgens de rechtbank is op de opbrengst van het parkeren het verlaagde tarief van toepassing.

Hof Den Haag (MK I, 19 december 2017, BK-17/00619, V-N 2018/11.1.3) is van mening dat het geven van gelegenheid tot parkeren een op zichzelf staande dienst is die X niet in haar hoedanigheid van exploitant van een diergaarde verricht. Ook vormt het gelegenheid geven tot parkeren geen dienst die als bijkomend aan het verlenen van toegang tot de diergaarde kan worden aangemerkt. Volgens het hof vormt het parkeren voor bezoekers een doel op zich en staat dit los van het verlenen van toegang tot de diergaarde. Het algemene tarief is van toepassing. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 3 oktober

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen