Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de herzieningsregeling van art. 15 lid 4 tweede volzin van de Wet OB 1968 niet in strijd is met art. 187 van btw-richtlijn.

Belanghebbende, X, koopt twee appartementencomplexen, bestaande uit woningen en parkeerplaatsen. Ten tijde van de eigendomsverkrijging heeft X het voornemen om de woningen en de parkeerplaatsen te verkopen. Zij brengt de btw in vooraftrek. Als de verkoop van de woningen en de parkeerplaatsen niet van de grond komt, besluit X deze te huur aan te bieden. De Belastingdienst vordert de door X in vooraftrek gebrachte omzetbelasting ineens na.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de herzieningsregeling van art. 15 lid 4 tweede volzin van de Wet OB 1968 niet in strijd is met art. 187 van btw-richtlijn. Laatstgenoemd artikel heeft geen betrekking op de herziening van aftrek in, zoals in deze zaak, het jaar van eerste ingebruikneming van de woningen en parkeerplaatsen. De rechtbank oordeelt daarnaast dat de verhuur van de parkeerplaatsen aan huurders van woningen in de appartementencomplexen, zo nauw verband houdt met de verhuur van een woning dat beide verhuren één enkele (vrijgestelde) economische handeling vormen. Op grond van het voorgaande heeft de inspecteur de afgetrokken btw terecht (ineens) herzien. De rechtbank verklaart de beroepen van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 8 mei

Focus: Focus

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen