De fiscale eenheid X NV exploiteert een webwinkel en verkoopt onder meer e-books, luisterboeken en abonnementen op e-books en/of luisterboeken. Zij is het er niet mee eens dat er voor de BTW een verschil in tarief is al naargelang de boeken op een fysieke drager wordt verkocht of digitaal. Daarbij stelt zij onder andere dat het onredelijk lang heeft geduurd dat Nederland het verlaagde BTW-tarief heeft geïmplementeerd. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het Nederlandse wetgevingsproces voor het invoeren van gelijke behandeling van de diverse leveringen van e-books niet onredelijk lang heeft geduurd. Op de levering van de e-books in het vierder kwartaal van 2019 is dan ook terecht het algemene tarief toegepast.
Hof Amsterdam oordeelt dat, door de inwerkingtreding van EU-richtlijn 2018/1713 op 4 december 2018, voor toepassing van het verlaagde BTW-tarief niet langer meer is vereist dat een boek op een fysieke drager moet worden verkocht. De keuze voor toepassing van het verlaagde BTW-tarief voor e-books is aan de wetgever. Het hof wijst daarbij op de considerans bij EU-richtlijn 2018/1713, het bepaalde in die richtlijn zelf en het ontbreken van een omzettingstermijn daarin. Hieruit volgt dat de EU-wetgever heeft beoogd de lidstaten de mogelijkheid te bieden de reikwijdte van een verlaagd BTW-tarief uit te breiden tot digitale boeken die langs elektronische weg worden verstrekt. Het hof verwerpt verder nog de stelling van X dat e-books ook vallen onder het begrip ‘boeken’ uit post a.30 van Tabel I. Omdat pas per 1 januari 2020 post b.21 is toegevoegd aan Tabel I voor onder meer “het langs elektronische weg leveren of uitlenen van uitgaven als bedoeld in post a 30 (…)”, heeft X in het het vierde kwartaal van 2019 dus terecht het algemene omzetbelastingtarief toegepast bij de verkoop van e-books. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 30
Wet op de omzetbelasting 1968 21
Wet op de omzetbelasting 1968 9