X bv verkrijgt op 12 maart 2013 een in 1911 gebouwde onroerende zaak. Het pand is gebruikt als sanatorium voor zenuwzieken, als kantoorruimte en is (gedeeltelijk) bewoond geweest. Begin 2013 wijzigt de gemeente Den Haag de bestemming van het pand in ‘wonen (maatschappelijke woonzorg)'. Na de levering aan X bv zijn 28 woningen gerealiseerd voor bewoners met dementie. In geschil is of het verlaagde 2%-overdrachtsbelastingtarief voor woningen van toepassing is, of het algemene tarief van 6%. Rechtbank Den Haag oordeelt dat een onroerende zaak die bestemd is voor gebruik als een verpleeg- of verzorgingsinstelling of ziekenhuis niet als woning kan worden aangemerkt. Vervolgens overweegt de rechtbank dat de bestemming van het pand vóór de levering is gewijzigd in ‘wonen (maatschappelijke woonzorg)'. Dit houdt volgens de rechtbank in dat het pand op het moment van juridische overdracht bestemd was voor gebruik als een verzorgingsinstelling, en is het algemene tarief van toepassing.
Hof Den Haag bevestigt het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake is van een woning. De inspecteur heeft terecht het algemene tarief van 6% toegepast. Volgens het hof is, gezien de op dit punt duidelijke wetsgeschiedenis, het verlaagde tarief namelijk niet bedoeld voor onroerende zaken als de onderhavige. Verder is het hof van mening dat er geen sprake is van een onroerende zaak die naar haar aard is bestemd voor bewoning. De naheffingsaanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 1 april