X en haar partner kopen in 2015 een eigen woning. De aankoop en latere verbouwingen zijn deels zelf gefinancierd. X start in 2017 een kledingwinkel, waarbij het overgrote deel van de inkoop contant is betaald (€ 181.131). Volgens de inspecteur beschikt het paar over onbekende inkomensbronnen en hij legt (navorderings)aanslagen en 100% vergrijpboeten aan hen op. In geschil zijn de correcties en boetes van X.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X voor de meeste jaren niet is uitgenodigd tot het indienen van aangiften, zodat de bewijslast voor die jaren niet kan worden omgekeerd en verzwaard. De inspecteur stelt vergeefs dat in het bezwaarschrift een bekentenis staat (citaat): “Voor belanghebbende waren de onbekende contante inkomsten namelijk wel bekend”. X doelt hiermee namelijk op schenkingen en leningen uit het buitenland. Voor 2017 wordt de bewijslast wel omgekeerd en verzwaard. De schattingen van de inspecteur voor dat jaar zijn gebaseerd op facturen en verklaringen van derden en dus redelijk. Voor 2015 en 2017 zijn 50% boetes passend en geboden. Deze worden wegens het overschrijden van de redelijke termijn gematigd met respectievelijk 15% en 10%, zodat deze uitkomen op € 6171 en € 27.638. De beroepen van X zijn gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 januari