Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X geen dividendbelasting kan verrekenen omdat deze niet is ingehouden. Dat de inspecteur verplicht is om dividendbelasting bij Z bv na te heffen vindt geen steun in het recht.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. A bv houdt onder andere de aandelen in Q bv. De bv’s worden in 2017 failliet verklaard. X wordt vervolgens als borg door de bank aangesproken en betaalt in dat kader € 90.000. Verder neemt X het aandeel van 10% dat Q bv in Z bv houdt over. Deze aandelen worden vervolgens ingekocht. In verband met de inkoop legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2017 op aan X. X stelt vervolgens dat hij dividendbelasting als voorheffing in aanmerking mag nemen. Volgens hem had de inspecteur dividendbelasting moeten naheffen bij Z bv in verband met de inkoop. Verder stelt X dat het a.b.-inkomen moet worden verminderd in verband met het faillissement en de borgstelling.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X geen dividendbelasting kan verrekenen omdat deze niet is ingehouden. Dat de inspecteur verplicht is om dividendbelasting bij Z bv na te heffen vindt geen steun in het recht. Ook kan X in verband met het faillissement zijn a.b.-inkomen niet verminderen. Het a.b. is niet in 2017 geëindigd, maar in 2018 toen de bv is opgeheven. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 9.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 13 oktober

33

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen