Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de voormalige bank, ondanks het gebruik als woning, voor de overdrachtsbelasting als een niet-woning moet worden aangemerkt. De onroerende zaak heeft door de verbouwing in 2018 niet de aard van winkel/bedrijfspand verloren.

X koopt in 2020 een voormalig bankgebouw dat in gebruik is als woning. De inspecteur is van mening dat het pand voor de overdrachtsbelasting een niet-woning is en dat het tarief van 6% van toepassing is. Hij legt daarom een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op aan X. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de onroerende zaak ten tijde van de aankoop, ondanks het gebruik als woning, als een niet-woning moet worden aangemerkt. De inspecteur maakt namelijk aannemelijk dat slechts beperkte aanpassingen nodig zijn om het pand weer geschikt te maken voor gebruik als niet-woning. De naheffingsaanslag blijft in stand.

Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de voormalige bank, ondanks het gebruik als woning, voor de overdrachtsbelasting als een niet-woning moet worden aangemerkt. De onroerende zaak heeft door de verbouwing in 2018 niet de aard van winkel/bedrijfspand verloren. De aangebrachte wijzigingen zijn in combinatie met de andere installatie- en verbouwwerkzaamheden niet zodanig dat deze maken dat de onroerende zaak naar zijn aard voor bewoning is bestemd. Het is aannemelijk dat niet meer dan beperkte aanpassingen nodig zijn om de onroerende zaak weer te bestemmen als winkel/bedrijfsgebouw. Door de verbouwing is er geen wezenlijke wijziging aangebracht in de kenmerken van het bouwwerk zelf, kenmerken die objectief passen bij een winkel/bedrijfsgebouw. De naheffingsaanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 14

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Editie: 14 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

73

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen