Bij het opleggen van de definitieve aanslag ib/pvv 2014 wordt het inkomen van belanghebbende, X, gecorrigeerd. Daarbij wordt niet de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: iack) toegekend. Naar aanleiding van het bezwaar van X wordt deze heffingskorting toch verleend. Het verzoek van X om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten wordt afgewezen. In (hoger) beroep stelt X dat hij recht heeft op kostenvergoeding omdat de inspecteur bij het opleggen van de aanslag ten onrechte niet heeft onderzocht of X recht had op de iack.
Hof Amsterdam is, in tegenstelling tot de rechtbank, van mening dat sprake is van een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid die heeft geleid tot een aanslag die (aanvankelijk) tot een te hoog bedrag is vastgesteld. De inspecteur had X in de gelegenheid moeten stellen aan te geven of zijn driejarig kind in het jaar 2014 ten minste zes maanden op zijn woonadres stond ingeschreven in de basisregistratie personen. Uit de aangifte van X blijkt namelijk dat hij verder aan alle eisen voldeed voor het toekennen van de iack. Het hof beslist dat X terecht aanspraak heeft gemaakt op een vergoeding van kosten in de bezwaarfase. Het hoger beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 2
Algemene wet bestuursrecht 7:15