De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep (art. 81 lid 1 Wet RO), maar stelt ambtshalve vast dat in de cassatiefase de redelijke termijn met minder dan zes maanden is overschreden. De vergrijpboeten voor zover die hoger zijn dan € 1000 worden met 5% gematigd.

X exploiteert een administratiekantoor en overlegt niet de gevraagde informatie voor een boekenonderzoek. De inspecteur stelt een informatiebeschikking vast en legt vervolgens op basis van schattingen BTW-naheffingsaanslagen en vergrijpboeten op. Volgens X zijn de schattingen onjuist, omdat niet betaalde verkoopfacturen in de omzet zijn meegenomen en betaalde inkoopfacturen niet als kosten zijn verwerkt. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X onvoldoende aantoont dat redelijkerwijs vaststaat dat de verkoopfacturen niet zullen worden betaald. Het staat voorts niet vast dat X de inkoopfacturen heeft voldaan. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep (art. 81 lid 1 Wet RO), maar stelt ambtshalve vast dat in de cassatiefase de redelijke termijn is overschreden. Voor wat betreft de naheffingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente leidt dit niet tot toekenning van een immateriële schadevergoeding, omdat X daarom niet heeft verzocht. Voor de boeten heeft het overschrijden van de redelijke termijn met minder dan zes maanden deels wel gevolgen. De boete van 2008 bedraagt minder dan € 1000. Met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op art. 6 EVRM, is de verdragsschending voldoende gecompenseerd. De boeten van de andere jaren zijn hoger dan € 1000, zodat die met 5% worden gematigd.

[Bron uitspraak]

Wetsartikelen:

EVRM Art. 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 13 februari

92

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen